Ontwikkelingen geld- en kapitaalmarkt
Gemeenten maken verplicht gebruik van Schatkistbankieren, wanneer sprake is van overtollige middelen. Voor Apeldoorn is dat niet structureel aan de orde, maar na grote ontvangsten kunnen korte overschotten ontstaan. Deze worden op de rekening courant bij de schatkist aangehouden. De tarieven op deze rekeningcourant houden gelijke tred met de ontwikkeling van de tarieven op de geldmarkt (voor korte leningen met een looptijd tot maximaal 1 jaar). En deze tarieven zijn de afgelopen periode gedaald, als gevolg van een verlaging van de rente door de ECB. Waar wij van september 2023 tot juni 2024 tarieven van rond de 4% voor kort geld hebben gezien als maximaal tarief, schommelen de tarieven nu rond de 2% (1,95% voor een maand, oplopend naar 2,1% voor een jaar), na de laatste verlaging in juni.
Ingrepen van de ECB op de korte rente houden sterk verband met de inflatieverwachting. In eerste instantie was de verwachting dat er in juli nog een verlaging door de ECB zou worden doorgevoerd, maar dit is niet gebeurd en de behoefte tot verlagen lijkt iets te zijn afgenomen. De prognose voor de inflatie in 2026 is 2,6%.
Kijken wij naar de rente voor lange leningen, dan zien wij juist een stijging van de tarieven. Niet alleen de basisrente (de renteswap) is gestegen, maar ook de liquiditeitsopslag, de opslag voor het beschikbaar stellen van geld, is toegenomen, met name voor leningen van 25 jaar en langer. Waar de afgelopen jaren sprake was van een inverse rentestructuur (de korte rente was hoger dan de lange rente) hebben wij nu te maken met een “normale” rentestructuur. Een lening van twee jaar kost rond de 2,20% en voor een 10-jarige lening moet rond de 3,20% worden betaald, wat meer is dan een jaar geleden. Het tarief voor leningen van 25 tot 50 jaar ligt dicht bij elkaar, op zo’n 3,75 a 3,80 procent. Daarbij is voor een 25 jarige lening de basisrente wat hoger, en voor een 50 jarige lening de opslag. Deze compenseren elkaar.
Algehele verwachting voor de komende periode is dat de prijs voor lange leningen licht zal oplopen. Wij zien dat de prijs (gerelateerd aan de basisrente) die het Rijk moet betalen is gestegen. Daardoor is het verschil tussen Rijksleningen en gemeentelijke leningen relatief klein. Voor gemeenten kan dat betekenen dat, als er niet veel liquiditeit in de markt is, beleggers de voorkeur hebben om voor het kleine rendementsverschil hun geld liever bij het Rijk te plaatsen. Dit kan nog een verhogend effect hebben op de rente die gemeenten voor een lening moeten betalen. Ook de mondiale onrust (Oost-Europa en het Midden Oosten) en de importheffingen vanuit de USA zullen effect hebben op de. De mate waarin laat zich niet voorspellen.
In de paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing wordt er rekening mee gehouden dat de feitelijke rente anders kan verlopen. In de alinea (3.2.1.) over renterisicobeheer blijkt weliswaar dat de kosten van een eventuele rente stijging gedempt worden door een grotere spreiding van de leningenportefeuille dan de minimale spreiding die de wettelijk kaders voorschrijven.
In de doorrekening van de begroting gaan wij uit van gemiddeld 2% voor leningen met een korte looptijd in 2026. Bij de rente voor nieuw aan te trekken lang lopende leningen gaan wij uit van gemiddeld 3,5% in 2026.
Wetgeving en de gevolgen
De Wet schatkistbankieren is ingesteld om medeoverheden te verplichten eventueel tijdelijk overtollige middelen te stallen bij het Rijk en niet buiten de overheid aan te houden.
Met betrekking tot deze Wet streven wij er naar in 2026 in principe geen geld onder te brengen in de Schatkist, echter de positie in rekening-courant saldi kunnen fluctueren en positief worden. Indien een positief saldo op de rekening-courant langer aanhoudt, kan het mogelijk interessant zijn om tijdelijk geld bij medeoverheden uit te zetten. In de Wet Schatkistbankieren is deze optie opgenomen.
Om de nationale schuld en het Nederlandse begrotingstekort te beheersen, zijn er afspraken gemaakt tussen het Rijk en de gemeenten. Deze afspraken zijn in een wet vastgelegd, de zogenaamde Wet Hof (Houdbare overheidsfinanciën). In de septembercirculaire worden de nieuwe referentiewaarden opgenomen. Als tekorten overheidsbreed oplopen dan kan het kabinet aanvullende beperkingen opleggen aan decentrale overheden.
In de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (RUDDO) als onderdeel van de Wet Financiering Decentrale Overheden (FiDO) zijn beperkingen opgelegd. Er zijn onder andere ratingeisen voor de mogelijke tegenpartijen. Er geldt een wettelijke ondergrens van single A-rating. Wij hanteren in ons treasurystatuut voorlopig nog een ondergrens van AA-. Nu liquiditeitsopslagen bij leningen met langere looptijden zijn opgelopen (tot zo’n 0,80% voor een lening met een looptijd van 30 jaar), zouden derivaten (theoretisch) erg interessant zijn. De beschikbaarheid aan banken die derivaten aan gemeenten willen verstrekken zijn echter (zeer) beperkt, omdat een gemeente niet als professionele financiële partij wordt gekwalificeerd en er daardoor achteraf een discussie kan ontstaan over de wijze waarop de bank de gemeente heeft geïnformeerd. Dit risico houden de banken af. Uiteindelijk zullen wij bij een daadwerkelijke financieringsbehoefte bepalen wat de gewenste financieringsvorm is.
De administratieve organisatie van de treasuryfunctie is georganiseerd conform het door ons in 2014 vastgestelde Treasurystatuut. Naar verwachting zal het Treasurystatuut op korte termijn worden geactualiseerd.